De legende van de Witte Roos
Beyas Gül heet ze (witte roos). In 1726 kwam Cornelis Calkoen aan als diplomatiek gezant in het Ottomaanse Rijk, in Constantinopel. Op een dag ontmoette hij een jonge vrouw – Beyaz Gül – en kregen een innige – jarenlange – relatie.
In 1744 werd Calkoen overgeplaatst maar Beyaz Gül kon uiteraard met hem mee zou kunnen gaan. Ik kom snel weer terug. wacht gerust op mij. En dat deed ze. Dag na dag, bij de poorten van het Palais de Hollande. Calkoen werd ondertussen door de Staten Generaal op verschillende andere posten geplaatst. Pas in 1763 zou hij terugkeren ware het niet dat hij kort voor zijn vertrek stief. Hij heeft zijn geliefde dus nooit meer terug gezien.
En ondertussen wachtte Beyaz Gül nog steeds… Niemand durfde haar te vertellen wat er met Calkoen gebeurd was, en uiteindelijk stierf ze daar, bij de stadspoort, aan een gebroken hart. Maar volgens de legende wacht ze nog steeds, en komt ze bij elke nieuwe ambassadeur of consul op bezoek, om te zien of dit dan eindelijk haar geliefde Cornelis is gaan er zomaar deuren open en dicht, worden er dingen ’s nachts verplaatst en vallen er soms zelfs spontaan schilderijen van de muur.