Witsen, Willem

Willem Witsen (naamvarianten: Willem Arnold Witsen, W.J. van Westervoorde, W.J. Verberchem, Willem Arnoldus Witsen en als schrijver: W.J.v.W.; Westervoorde, W.J. van; Verberchem, W.J.) werd op 13 augustus 1860 in Amsterdam geboren en overleed daar ook op 13 april 1923.

Hij volgde een kunstzinnige opleiding aan de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam en was onder andere leerling bij August Allebé, Johan Willem (I) Kaiser, Jan Evert (II) Morel, Carel, Frans Phiippeau, Rudolf Stang en Charles Verlat. Later gaf hij zelf weer les aan Paul Arntzenius (advisernd), Reinier Sybrand Bakels, Félicien Bobeldijk, Dirk Harting, Willem Gerard Hofker,Maria Philipse, Jan Poortenaar en Marie Wandscheer.

Als kunstenaar (aquarellist, etser, (amateur)fotograaf, publicist, schilder, tekenaar en aujteur) was hij actief in Amsterdam, Ede, Rotterdam, Dordrecht Antwerpen, Ewijkshoeve, Parijs, Londen, Venetië, San Francisco en Indonesië.

Hij had als kunstenaar een sterke voorliefde voor genre-, dier- en figuurvoorstellingen, naaktfiguren, landschappen, stadsgezichten, portretten en stillevens.

Willem wordt tot de Amsterdamse School gerekend.

Hij was lid van Arti et Amicitiae in Amsterdam, Kunstgezelschap M.A.B. in Amsterdam, van de Nederlandse Etsclub en van de Vereniging Sint Lucas eveneens in Amsterdam.

Vermeld in Veth, Bénédite / Marius, Scheen, Hammacher, De Vries, Knoef, Polak, Erens, Brom, Braches, Witt Checklist, De Boer, De Leeuw / Sillevis / Dumas, Leijerzapf, Loos / Van Tuyll van Serooskerken, Van der Wiel, Heij, De Jonge, Schenkeveld, Knol, Stolwijk, Scheepes / Will, Hollema / Kouwenhoven, Van Kalmthout, Van der Smit-Meijer / Will, Peters / Tempel, Heijbroek / Wouthuysen, Kapelle / De Bodt, Jacobs, Van Sinderen, Brentjens / Eliëns, Voeten, Denninger-Schreuder, Heij, Bax, Van Es / Eliëns, Smit-Muller, Van der Linden-Beins, Balk, Heijbroek / Van Griensven, Kraayenga, Jonkman / Geudeker, Saur.